Plaatsen

Godfried Bomansstraat Arnhem

De Godfried Bomansstraat te Arnhem

Door Jac Aarts

Hier ziet U een van de laatste straatjes in Arnhem-Zuid. Eigenlijk is het niet eens een straat, meer een verbindingssteegje. Vandaar de rust die het uitstraalt. Er woont niemand. Niemand in Arnhem kan dus zeggen dat hij in de Bomansstraat woont.

Is dat erg? Nee. Goede wijn behoeft geen krans. Een groot schrijver leeft voort in zijn werk, niet in de straten die min of meer toevallig naar hem genoemd zijn. Bomans heeft geen chique lanen nodig. Naar Simon Vestdijk (wie leest hem nog?) is in Arnhem wel een fraaie straat genoemd. Bomans bevindt zich overigens in goed gezelschap. Wie van de Antoon Coolenlaan naar de Albert van Dalsumlaan gaat, moet door de Bomansstraat. Vlakbij liggen straten die genoemd zijn naar Simon Carmiggelt, Renate Rubinstein en -a.h.w. tussen hen in- Annie M.G. Schmidt.

Wollewei Nijmegen

Wollewei

Door Fred Berendse

Surfend op het wereldwijde web ontdekte ik dat er in Nijmegen een park Wollewei bestaat. Wat leuk dacht ik, dat men een park naar het schilderij uit “Erik, of het klein insectenboek” heeft vernoemd. Maar Jac Aarts opperde dat het schilderij ook naar het park vernoemd zou kunnen zijn. Navraag bij de gemeente Nijmegen leerde dat de naam Wollewei inderdaad uit Bomans’ ‘Erik’ komt.

“De Nijmeegse Wollewei is een half natuurlijk, half ‘cultuurlijk’ park en ligt tussen de jaren-zestigwijken Malvert en Lankforst. Het park is drie jaar geleden gerenoveerd en werd in plaats van een naamloos, saai grasveld met heestervakken een ecologische groenzone. Bij de renovatie zijn de waterlopen weer zichtbaar gemaakt en is ruimte voor wat wildere begroeiing gelaten. Bewoners zijn nauw bij de herinrichting betrokken geweest en doen nu een deel van het beheer. Het hele project draaide onder het programma ‘De buurt, ons huis’, een in Nijmegen ontwikkelde aanpak om bewoners meer bij hun buurt te betrekken. ‘De buurt, ons huis’ is geadopteerd door Noviomagus Noviomundus, de Nijmeegse uitwerking van Lokale Agenda 21. Die Lokale Agenda 21 is het wereldwijd VN-programma voor een duurzame samenleving. Zo!

Toen het parkje eenmaal af was, hebben de omwonenden een prijsvraag uitgeschreven voor een nieuwe naam. Daaruit kwam Wollewei als winnaar. De meeste bewoners vonden het gewoon een leuke naam; maar een paar mensen dachten aan ‘Erik, …’. Overigens leverde het nog wat problemen op voor het park ook echt zo genoemd mocht worden. Namen van straten, pleinen en ook parkjes worden door de Commissie Straatnaamgeving bepaald en niet door bewoners. Dat met de naam Wollewei een bekend (tijdelijk) inwoner van de stad tenminste enigszins geëerd werd, deed er niet toe. De koninklijke weg was niet bewandeld. Intussen is de commissie achteraf akkoord gegaan met de naam Wollewei. Waarmee de kans op een Bomansstraat in Nijmegen natuurlijk wel is afgenomen.” Aldus Eric Mol van Noviomagus Noviomundus. Inmiddels heeft Nijmegen toch ook een Godfried Bomansstraat. Op internet blijkt dat er ook nog Wolleweiden zijn in Hardenberg (J.C.J. van Speijkstraat 28), Turnhout (Draaiboomstraat 6) en Haasdonk (Zandstraat 26B). Wie maakt daar foto’s van?

Pater Brugmanstraat Nijmegen

Het ‘Erikhuis’ te Nijmegen

Door Fred Berendse

Dat “Erik of het klein insectenboek” op een pensionkamer aan de Pater Brugmanstraat 45 te Nijmegen is geschreven, wisten wij al uit de biografie die Michel van der Plas over de jonge Godfried schreef. Bovendien liet de heer Van der Plas ons daarin weten dat ook in de villa van mevrouw H. van der Sloth-Blauwboer te Berg en Dal eraan gewerkt was. Godfried verbleef daar, omdat deze dame in het late najaar van 1939 enige weken op reis ging en aan Godfried had gevraagd op haar hond, kat en papegaai te passen.

Het adres aan de Pater Brugmanstraat is gemakkelijk te vinden. Velen uit ons Genootschap zijn het al eens gaan bekijken, of zijn voornemens dat te gaan doen. Daarentegen was het onbekend waar de villa te Berg en Dal stond. Om aan deze misstand een eind te maken ging uw voorzitter op onderzoek uit.

De afdeling burgerzaken van de gemeente is de beste plaats om een adres te achterhalen. Daar worden immers alle namen en adressen bewaard. Maar de gemeenten Ubbergen en Groesbeek, waaronder Berg en Dal ressorteert, konden niet vertellen in welk huis mevrouw Sloth-Blauwboer had gewoond. Zij hadden dat wel graag willen zeggen, maar zij konden dat niet. Het was onwil noch het recht op privacy, noch de onvolkomenheid der archieven die hen dat onmogelijk maakte. Het was de eenvoudige reden dat mevrouw Sloth-Blauwboer niet in 1939, en ook niet in de jaren daarvoor en -na, bij deze gemeenten ingeschreven stond. De autoriteiten spraken elkaar dus tegen. Michel van der Plas of de gemeenteambtenaren vergisten zich.

Uw voorzitter had zich hierbij al neergelegd en berustte in de gedacht dat de villa nooit meer te vinden zou zijn, toen in dit voorjaar (1992, red.) Godfried aan hem verscheen en hem de weg wees. In de herhaling van het KRO-televisieprogramma “Godfried Bomans” was een fragment te zien van een interview door Mies Bouwman. Godfried zei daarin dat hij “Erik” had geschreven in een villa aan de Twaalf Apostelenweg te Nijmegen.

Op de foto: Pater Brugmanstraat Nijmegen

Twaalf Apostelenweg 20, Nijmegen

Twaalf Apostelenweg 20

Hierop begaf uw voorzitter zich wederom naar de afdeling burgerzaken, maar nu van de gemeente Nijmegen. Daar kon men hem wel verder helpen. “Mevr. Sloth-Blauwboer, Henriëtte, geb. 1-11-1888”, had van 7 februari 1921 tot aan haar vertrek naar Sicilië op 18 november 1939 op het adres Twaalf Apostelenweg 20 gewoond. Zij keerde daar nooit meer terug, maar bleef vermoedelijk in Italië wonen, alwaar zij ook een huis te Rome bezat.

De Twaalf Apostelenweg ligt in een van de betere buitenwijken van Nijmegen, op de grens met Berg en Dal. Het is, evenals de Pater Brugmanstraat, een zijstraat van de Berg en Dalseweg. Op de driesprong Berg en Dalseweg, Eversweg en Twaalf Apostelenweg staat nog steeds de villa waar “Erik” wellicht werd geboren.

De bewoners wisten te zeggen dat Godfried Bomans in hun huis had gelogeerd en wel in de bovenkamer aan de voorkant van het huis, van waaruit het tuinpad en de voordeur te zien zijn. Uw voorzitter liet de bewoners achter met de vrees voor alle nieuwsgierigen die nu zouden komen gluren en fotograferen.

Uit: Godfried, 15de jaargang, nummer 1/2, oktober 1993

12 apostelenweg Nijmegen

Nog een Erikhuis!

Het huis waarin ‘Erik’ het levenslicht zag, raakt steeds meer in nevelen gehuld.
Allereerst stelde Michel van der Plas in Godfried – Het leven van de jonge Bomans dat het boek in een villa in Berg en Dal werd geschreven. Toen leek alles nog duidelijk.
Een onderzoek in 1992 maakte echter duidelijk dat het een villa aan de Twaalf Apostelenweg te Nijmegen moet zijn geweest. Bovendien wisten we al dat Bomans ook in zijn pension aan de Pater Brugmanstraat en in Berkenrode aan het boek had geschreven.

Nu onthulde de Gelderlander op 20 juni 2001 dat het boek ook aan de Berg en Dalseweg 248 te Nijmegen werd geschreven. “Godfried Bomans heeft ook in dit huis aan Erik of ’t Klein Insectenboek gewerkt”, zegt mevrouw Dümmer, de huidige bewoonster van het pand. In het huis woonde destijds mevrouw Ophuysen.
Godfried Bomans was bevriend met John, de zoon van mevrouw Van Ophuysen, die door Godfried Bomans ‘madame mère’ werd genoemd, naar Napoleons moeder, omdat zij zoveel van de Franse keizer wist. Godfried Bomans heeft vaak bij de familie Van Ophuysen gelogeerd en daar ook aan het boek geschreven. Het is waar, Bomans kwam ook daar vaak over de vloer. John van Ophuysen, die omkwam bij het bombardement op Nijmegen in februari 1944, en mevrouw E. van Ophuysen-Kerdijk worden genoemd in Van der Plas’ biografie. Het is dus zeker wel mogelijk dat Bomans ook daar aan het boek heeft geschreven.

Graf Godfried Bomans

Bloemendaal begraafplaats

Door Rein Bijlsma

Vandaag, 38 geleden, was ik bij de begrafenis van Godfried Bomans op het Adalbertus Kerkhof in Bloemendaal. De tijd en de plek konden niet mooier gekozen zijn. Kerstavond, in de schemering, de lichtjes van de huizen tussen de eeuwenoude bomen aan de duinrand, de kaarsen bij de kapel, in de verte wist je de zee: alles werkte mee om de uitvaart tot een haast feeëriek gebeuren te maken, geheel passend in de stijl van de verhalen die hij zo prachtig schreef. “De dood van de sprookjesverteller” was één van die titels, en wie dat leest heeft moeite de ogen droog te houden. Ik tenminste, elke keer weer, want ik vind het een van de mooiste verhalen die ik ken. Dat onderscheidt literatuur van lectuur: het vermogen om met woorden iets te beschrijven wat uitstijgt boven het gewone, wat anderen kan beroeren of ontroeren. Daarmee wordt het kunst.

Godfried Bomans, één van mijn grote voorbeelden, was een meester in de taal. Meesters zijn er nu nog steeds, en er wordt nog steeds literatuur geschapen, maar de verfijning en het zachte zijn weg, geheel passend bij de huidige maatschappij, dat weer wel. Er is nu geen plaats meer voor sprookjesvertellers, voor nuance, subtiliteit of mildheid. Het gaat nu om het onverbloemd hakken, kwetsen, dingen bij de naam noemen en vooral niet meer nadenken vòòr je iets zegt. Dingen die Godfried vreemd waren.

Enige honderden meters verderop woonde in die tijd Anton Pieck, de Godfried Bomans van de illustratiekunst. Zoals Bomans verhaalde, zo tekende Pieck. En beide vaardigheden komen weer samen in het werk van Marten Toonder; een driemanschap van verfijning en nuance, en alle drie getuigend van een wereld die helaas is verdwenen. Een wereld die past bij Kerstavond, waarop we allemaal nog één keer per jaar iets van die vergeten tijd en sfeer proberen te reconstrueren. We zijn nog niet alles kwijt dus, en we mogen toch een beetje hopen.

Hieronder het verhaal.

De dood van de sprookjesverteller

Er was eens een sprookjesverteller en die ging dood. Hij had zijn hele leven lang over kabouters verteld en nu wilde hij, voor zijn dood, nog een kabouter zien, een werkelijke kabouter. Hij zocht in de provisiekast, in de ontbijttrommel, onder het buffet, maar er was nergens een kabouter te vinden. Nu begon de sprookjesverteller te wenen: ‘Ach, lieve God,’ sprak hij, ‘ze zijn op. Er is er geen eentje meer! Ik heb mijn hele leven vast geloofd dat er kabouters waren, maar nu zie je wat je er van denken moet. Hij heeft toch gelijk gehad, de kruidenier van hiernaast die mij altijd zo uitlachte. Nu heb ik niets meer van het leven te verwachten.’

En de sprookjesverteller kroop in bed, blies de kaars uit en wachtte op de dood. Doch de dood kwam niet; hij was de verkeerde weg ingeslagen en liep nu te mopperen om het huis heen. ‘Woont hier de sprookjesverteller?’ riep hij door het raam. ‘Ja, Dood!’ antwoordde de sprookjesverteller van uit de bedstee, ‘kom er maar in! Maak het kort! Alle aar digheid is er toch voor mij af. Pas op voor de drempel, daar zit een plank los.’
‘Je bent een rare.’ hernam de Dood, zich over het bed buigend, ‘verlang je naar mij? De mensen zijn altijd bang als ik binnenkom. Vind je het prettig, dat ik er ben?’
‘Jawel,’ antwoordde de sprookjesverteller glimlachend, ‘ik vind het heel prettig, Dood, de kabouter wil niet komen en daarom ben ik blij dat jij komt. Of het een, of het ander.’

‘Wat zit je nu toch te praten van een kabouter?’ sprak de Dood verbaasd, ‘je bent toch een echte sprookjes verteller, waarlijk. Onderzoek liever je geweten, denk eens aan je zonden en aan de eeuwigheid. Dat zijn nut tige gedachten. Ik zal zo lang wat in de tuin rondlopen. Je roept wel als je klaar bent.’

De sprookjesverteller lag nu op zijn rug naar de zoldering te kijken en deed wezenlijk zijn best aan zijn zonden en aan de eeuwige straf te denken. Maar het vlotte niet erg; telkens kwam de gedachte aan de kabouter er tussen.
‘Lieve Heer,’ bad hij tenslotte, ‘ik ben maar een arme sprookjesverteller met weinig verstand. Wees niet boos om die ene wens, de enige die ik heb: laat mij toch een kabouter zien!’ Maar de kabouter kwam niet.
De sprookjesverteller wachtte en wachtte; toen draaide hij zijn hoofd om en keek door het tuinraam; de Dood stond daar, naast het rozeboompje, en knikte hem toe.
‘Kom maar,’ riep de sprookjesverteller, ‘kom maar, Dood!’
En de Dood kwam. En hij nam hem in zijn armen en legde hem voor Gods voeten.
‘Wie is dat?’ vroeg God. ‘Dit is een sprookjesverteller,’ antwoordde de Dood, ‘hij is zojuist gestorven.’ ‘Wat was zijn laatste gedachte?’ vroeg God. ‘Hij wilde een kabouter zien,’ antwoordde de Dood verlegen. God glimlachte. ‘Dat is een zeer goede gedachte,’ zeide hij, ‘laat hem derhalve binnen.’

Klik op de foto voor een vergroting

Parklaan 12, Haarlem

Door Jan Henry

Op 27 september 2008 om 15:00 uur werd er op de voorgevel van Parklaan 12 een koperen plaquette onthuld aangevende dat Godfried Bomans (1913-1971) hier woonde van 1913 tot 1923, alsmede het Bomanscitaat ‘De Parklaan bestaat uit drie gedeelten en alle drie ademen dezelfde niet te genaken, stijve, zondagse onkreukbaarheid.’

Een kadootje van het 25 jarig bestaande literaire gezelschap Het Beschreven Blad. Dit gezelschap komt 8 maal per jaar bijeen om elkaar te plezieren met literatuur en mooi drukwerk. In zijn inleiding zei voorzitter neerlandicus Wim Vogel het te betreuren dat er in Haarlem, in tegenstelling tot bv Brussel, weinig of geen aanduidingen op gevels te vinden zijn waarop staat aangegeven dat er een beroemdheid woonde, schrijver, componist, e.d. Het Beschreven Blad wil daar nu iets aan gaan doen.

De onthulling van de door kunstenaar Joost Swarte ontworpen en door een schoenmaker gegraveerde plaquette werd gedaan door de Haarlemse wethouder Van Velzen onder toeziend oog van o.a Pietsie Bomans, Reve-biograaf Nop Maas, Fred Berendse voorzitter van het Godfried Bomans Genootschap en een vertegenwoordiger van de eigenaar van het pand die zelf wegens ziekte verhinderd was.

Wethouder Van Velzen kreeg van Wim Vogel een envelop met 40 adressen waar beroemdheden woonden voor korte of langere tijd. Tevens werd hem een zelfde koperen gevelplaatje ter hand gesteld bestemd voor het pand aan de Zijlstraat waar Conrad Busken Huet enkele jaren woonde. De wethouder zei in zijn dankwoord dat hij het met dit initiatief volledig eens is en beloofde de betreffende instanties te zullen mobiliseren. Waarna nog wat werd nagepraat.

Antwerpen

Door Fred Bonaers

Godfried Bomans stak regelmatig de zuidergrens van Nederland over en bezocht verscheidene plaatsen in Vlaanderen. Soms was dat in het kader van de voorbereidingen voor zijn boek ‘Een Hollander ontdekt Vlaanderen’, maar er was meer.
Eén van de steden die hij herhaaldelijk bezocht was Antwerpen. Meestal was dat voor een voordracht of een optreden, zoals bijvoorbeeld in de Arenbergschouwburg, of de Bourla.
Een dame uit de buurt van Antwerpen, die tot aan haar overlijden op 93-jarige leeftijd, lid was van het Genootschap, vertelde mij dat zij in haar jonge jaren, samen met haar vader, naar Godfrieds voordrachten ging luisteren.
Maar hij was ook ooit te gast bij de toenmalige burgemeester Lode Craeybeckx, op het prachtige ‘Schoon Verdiep’ in het stadhuis. Godfried beschrijft de man in hogergenoemd werk als volgt: De heer Craeybeckx, wiens naam heel anders gespeld wordt dan een Hollander in zijn onschuld vermoeden kan, is een van de aardigste mensen die ik in Vlaanderen ben tegengekomen. Hij heeft een gezicht van iemand, die lang geleden in volle vaart tegen een vierkante paal is opgelopen, want het bestaat nog steeds uit grote, weinig beweeglijke vlakken. De man bleek bovendien een fervent Bomanslezer en een uitstekende kenner van diens werk te zijn.
Naast officiële gebouwen en theaterzalen, waren er ook drie plaatsen in de stad waar Bomans wel eens een verfrissing tot zich nam, met name ‘Den Engel’ op de Grote Markt, ‘De Duifkens’ op het theaterplein en ‘Den Boer van Tienen’ op het Mechelseplein.

Zonnelaan Heyboer

Zonnelaan, Haarlem

Werk van Anton Heyboer. Het is vervaardigd met waskrijt en rechtsonder staat: ‘Haarlem Het poortje van Godfried Bomans’. Heyboer kwam in de jaren 50 en 60 nogal eens bij Bomans op bezoek in de Zonnelaan. Daar is inderdaad een poort waar je onderdoor kunt wandelen. Het kunstwerk is in particulier bezit.

Leuven

Door Fred Bonaers

Toen Godfried Leuven, in de jaren 1960, bezocht, had de stad ongeveer dertigduizend inwoners, aangevuld door nog eens zevenentwintigduizend studenten. Vandaag is het inwonersaantal gestegen tot boven de honderdduizend.
Leuven was de oudste en enige universiteitsstad in de Nederlanden ten tijde van Willem van Oranje. De Universiteit werd gesticht in 1425 en Oranjes zoon Filips Willem studeerde er, toen hij in opdracht van Filips II, in 1568, gevangen genomen en naar Spanje gedeporteerd werd. Hij zou pas zevenentwintig jaar later naar de ondertussen Noordelijke Nederlanden terugkeren. In 1575 werd een nieuwe universiteit gesticht in Leiden.
Leuven is een prachtige stad met een groot aantal gebouwen in gotische stijl, waaronder een indrukwekkend stadhuis. Een zeer groot aantal van de statige gebouwen in de oude binnenstad, maken deel uit van de universiteit.
In deze stad ging Godfried praten met tientallen studenten, maar ook met toenmalig hoogleraar Marc Eyskens, een man die een aantal jaren later zelfs premier zou worden.
Toen was hij echter nog een zeer energieke jonge man en dat viel Godfried wel op: Nou dat was mij een vlugge rakker! Het is misschien wat ongebruikelijk om een hoogleraar aldus aan te duiden, maar ik weet geen beter woord om de snelle, beweeglijke en tegelijk wat spottende gevatheid van de heer Eyskens junior te omschrijven, waarbij men ook nog dient te bedenken dat ik ‘gladjanus’ nog eerbiedig achterhoud.
Op 8 april 2017 had het Godfried Bomans Genootschap de eer, de toen reeds vierentachtig jarige professor te mogen ontvangen als spreker op de halfjaarlijkse voorjaarsbijeenkomst in Sint-Niklaas.

Op de foto: stadhuis van Leuven, foto Roland Jacobs via Pixabay

Sint-Niklaas

Door Roland De Meerleer

De stad Sint-Niklaas kreeg haar naam door handelaars die in 1217 de toenmalige nederzetting noemden naar hun patroonheilige: Sint Nicolaas.

Bomans en Sinterklaas zijn onlosmakelijk met mekaar verbonden. In Bomans’ jeugd was de Sint een eerbiedwaardige ellendeling, maar Bomans als Sinterklaas was totaal anders. De kinderen traden de bisschop lachend tegemoet.

Weinigen weten dat Bomans de stad Sint Niklaas reeds eerder heeft bezocht al speelde de stad toen een lichtelijk eerloze rol. Bomans schreef: “Ik heb het meegemaakt dat ik te Dendermonde een lezing moest houden en vlak voor ik in Haarlem in de trein stapte via de luidspreker van het station verwittigd werd dat het Sint-Niklaas moest zijn. Te Sint-Niklaas kwam ik in de verkeerde zaal terecht, want tijdens mijn reis had het bestuur een andere zaal gehuurd. Hier aangekomen bleek deze geheel leeg, want de lezing begon een dag later dan mij was meegedeeld.”

Gelukkig was het niet allemaal kommer en kwel. De hoofdstad van het Waasland heeft gedurende de voorbije jaren driemaal aandacht geschonken aan Godfried Bomans. Op 29 mei 1999 kwam het Godfried Bomans Genootschap voor een eerste keer samen buiten Nederland en dat was in Sint-Niklaas. De leden van het genootschap werden ontvangen op het stadhuis en in de namiddag was er een voordracht door actrice Tine Ruysschaert. Zij declameerde hoofdzakelijk sprookjes van Bomans.

In 2001 vond er in de bibliotheek van Sint-Niklaas een tentoonstelling plaats over Godfried Bomans.

Op 8 april 2017 tenslotte, werd het Genootschap nogmaals ontvangen op het stadhuis.

In de namiddag van diezelfde dag werd in de stijlvolle Salons van Schone Kunsten professor Mark Eyskens ontvangen die er een voordracht hield. Deze laatste heeft Bomans vele jaren eerder ontmoet. Hij had er een gesprek mee toen Godfried, op uitnodiging van de Vlaamse televisie, een rondreis maakte door Vlaanderen. Eyskens was toen nog een jonge hoogleraar aan de Katholieke Universiteit te Leuven.

Sint-Baafskathedraal Gent

Gent

Door Guido Verschaeren

Reeds lang voor Een Hollander ontdekt Vlaanderen (1971) door de BRT-tv werd uitgezonden, was Godfried Bomans een veelgevraagd en vermaard spreker in dit land. Zo ging hij al tijdens de maanden januari en februari van 1956 op literaire tournee door Vlaanderen, waarover hij bericht in Een Hollander in Vlaanderen : fragment van mijn causerie in Leuven. Hij vergelijkt er de verschillende historische steden met elkaar. Over het schilderachtige Brugge wil hij kort zijn: hij houdt het daar eigenlijk voor bekeken. Dan volgt (wat ik graag hoor): “Ik houd meer van Gent”. (Helaas voegt hij er vervolgens aan toe: “Maar het meest houd ik van Antwerpen” – maar dit laatste zullen we voor het gemak maar even vergeten…).

Tijdens zijn bezoek aan Gent moet Bomans ongetwijfeld de Sint-Baafskathedraal zijn binnengelopen om er het wereldberoemde retabel Het Lam Gods van de gebroeders van Eyck te bekijken. Ook de kathedraal zelf, gewijd aan Sint-Bavo, bekeerling en heilige uit de 7de eeuw, zal zijn bijzondere aandacht hebben weggedragen. In zijn thuisstad Haarlem zijn er immers twee (2!) kerken die de naam van deze Gentse heilige dragen, en niet van de minste : de Grote of Sint-Bavokerk (voorheen Rooms-katholiek, thans protestants), gelegen aan de Grote Markt en de nog imposantere Kathedrale Basiliek Sint Bavo (Rooms-katholiek), gelegen in de wijk Houtvaartkwartier… Die zit: Gent-Haarlem: 1-2!

Momenteel zijn zowel de Sint-Baafskathedraal als Het Lam Gods al jarenlang het voorwerp van een grondige restauratie, en het einde is nog niet in zicht. Naar verwachting zal – uiteraard na corona – het aantal toeristen pieken.

Over Van Eyck schreef Bomans in alweer een ander stuk over Vlaanderen, nl. in Denkend aan Vlaanderen (1967).

Is hier een fabulerende Bomans aan het woord? Hij poneert namelijk in dat er in elk land een specifiek meisjestype zou bestaan dat door de eeuwen heen als schoonheidsideaal overeind blijft en dat je ook in de kunst van dat land, en met name in de schilderkunst, naspeuren kan. Nadat hij het over Frankrijk, Duitsland, Engeland en Nederland heeft gehad, schrijft hij:

Vlaanderen echter is het hoogst gestegen in het type van de Madonna. Memlinc en de twee Van Eycks hebben die meisjes natuurlijk niet verzonnen, ze waren om hen heen. Ze zijn er nóg. Als er in Brugge een kerk uitgaat, ziet u die heiligenbeelden soms naar buiten komen, alsof ze regelrecht van hun consoles zijn afgedaald. Niet veel natuurlijk, af en toe, hier en daar, als plotselinge klaprozen tussen het gewone koren. Die stille ogen onder de hoge, kuise voorhoofden, de in zichzelf gekeerde glimlach, de blijde en blanke vergenoegdheid om een geheim dat niemand weet en vermoedelijk ook niet bestaat, dat is Vlaanderen op zijn best.

Ook al zou Bomans hier zijn fantasie de vrije loop laten, moet toch worden erkend dat hij over een bijzondere opmerkingsgave beschikt en dat hij steeds opnieuw innigheid voelt opkomen als hij het over (het traditionele) Vlaanderen heeft.

Alle (Godfried) Bomansstraten
op de kaart

Zowel in Nederland als in Vlaanderen, hebben een aantal lokale besturen Godfried Bomans met een straatnaam vereerd. We vernemen het graag indien er een plaats met een Godfried Bomansstraat, niet in dit lijstje voor komt.