Bomans als fenomeen

Edward Krabbendam

Godfried Bomans overleed op 22 december 1971 aan een hartaanval. Die tijding sloeg in als een bom en werd nauwelijks geloofd, zo plotseling was zijn dood op 58-jarige leeftijd. Harry Mulisch (1927-2010), met wie Bomans in de jaren vijftig van de vorige eeuw goed bevriend was geweest, formuleerde het heengaan van Bomans

als ‘de dood van een huisvriend die in alle gezinnen een geziene gast was.’ Dat was een rake typering. Bomans was in alle kringen populair wat uitzonderlijk was in zijn verzuilde tijd. En hij was een ware huisvriend. Hij kwam de woningen binnen via radio, televisie en via de brievenbus, voor de lezers van ‘de Volkskrant’ en ‘Elseviers Weekblad’. Én via zijn boeken, meer dan 60 stuks. ‘Pieter Bas’ verscheen als eerste in 1937 en ‘Erik of het klein insectenboek’ volgde in december 1940. ‘Erik’ was een daverend succes met 9 herdrukken in 1941. Omdat Bomans niet bereid was lid te worden van de Kultuurkamer – een propagandaorganisatie van de nazi’s – verschenen er tijdens de Duitse Bezetting (1940-1945) verder geen herdrukken. Zijn kassa rinkelde niet meer waardoor deze daad van verzet een dure grap werd.

Inmiddels is ‘Erik’ toe aan zijn 54ste druk. Het aantal in ons land verkochte exemplaren bedraagt meer dan 900.000.

Bomans had in zijn jonge jaren het gymnasium gedaan. Daarna vetrok hij van Haarlem naar Amsterdam voor de studie rechten. Hij haalde zijn kandidaats. Begin 1939 vertrok hij naar Nijmegen voor de studie wijsbegeerte en psychologie. In 1943 werden de universiteiten gesloten. Hij moest zijn studie afbreken en keerde naar Haarlem terug. Daar had hij contact met de beeldhouwer en verzetsman Mari Andriessen. Geruime tijd hield hij enige joden voor de Duitsers verborgen, wat groot gevaar voor hemzelf inhield.

Bomans kwam geheel anders de Duitse Bezetting uit dan hij er in ging. Van schrijver werd hij journalist. De fictie uit zijn jonge jaren bezag hij later als de vervelde huid van een slang waarmee hij niets meer had. Direct na de bevrijding in 1945 werd hij medewerker van ‘de Volkskrant’ dat tot midden jaren zestig een katholieke krant is geweest. Tijdens de Bezetting verscheen die krant niet. Joop Lücker nam het initiatief van een doorstart en betrok professor en conservatief katholiek staatsman C.P.M. Romme erbij. Samen vroegen ze Bomans om zijn medewerking. Dat werd een bijzonder onderhoud daar Bomans weinig op had met die politicus. Lücker schreef daarover: ‘Toen na een nogal impertinent kruisverhoor van de dertigjarige Bomans de ex-minister ‘geslaagd’ was, begon een samenwerking die een kwart eeuw zou duren.’ Bomans had tijdens die bijeenkomst de boel omgedraaid: de grote Romme had bij hem ‘examen’ gedaan.

De nieuwe krant werd een groot succes. Bomans werd daarin een van de eerste columnisten van ons land. Hij schreef beschouwingen over allerlei zaken zoals de Nederlandse volksaard, de katholieke kerk, literatuur maar ook over de Tour de France, carnaval, voetbal en vakantie. Die stukken zijn nog steeds goed leesbaar en verkrijgbaar. Aan het eind van de vorige eeuw werd een zevendelige verzamelbundel op de markt gebracht. De verkopen van ‘Werken’ waren ver boven verwachting.

In 1946 ging hij met tekenaar Carol Voges er nog eens wat bij doen: een dagelijks stripverhaal met in de hoofdrol een eenvoudige man met bolhoed, knijpbrilletje en toverkunsten. Deze Pa Pinkelman werd terzijde gestaan door de mollige tante Pollewop. Ze beleefden de vreemdste avonturen door de fantasie van Bomans die hij aan de werkelijkheid verbond. Zo ging het over de Koude Oorlog, de atoombom en de dekolonisatie van Nederlands-Indië. Hoogwaardigheidsbekleders waaronder politici konden rekenen op zijn spot. De heer Romme was een vaste gast in de stripverhalen die later werden gebundeld. In 1948 verscheen de eerste bundel ‘De avonturen van Tante Pollewop’, in 1952 drie Pa Pinkelmanboeken. Het werd een succes.

Pinkelman werd een volksheld hoewel Bomans soms ‘een golf van woede’ opwekte, aldus Willem Ellenbroek in ‘de Volkskrant’. Hij noemde Bomans in 1976 een non-conformist die voordat Provo zijn intrede deed, ‘de misselijkmakende middenstandsmentaliteit’ aan de kaak stelde. Dat leidde ertoe dat Bomans in de jaren vijftig in een katholieke regionale krant werd uitgemaakt voor een kwetsende provocateur. Wat later, in 1956, gingen katholieke autoriteiten over de knie wegens een verhaal in een leesmethode voor de lagere school met een anti-joodse strekking. Het boekje werd uit de handel genomen. In 1960 ging bijna het hele Nederlandse volk over de knie dat de daden van de Duitse politie had toegejuicht. De politie had een man in elkaar geslagen die een verboden vlag (vermoedelijk met hakenkruis) bij zich had. Dat deed Bomans aan nazipraktijken denken en keurde het af.

Veel columns van Bomans werden later in boekvorm op de markt gebracht, zoals het boek ‘Noten kraken’ uit 1960. In het voorwoord schreef Bomans dat hij voor dit boekje 40 columns had geschrapt omdat ‘Zij (..) teveel mensen (hebben) kwaad gemaakt.’ Zo scherp was zijn pen.

In 1963 verscheen een ander boek met columns met de titel ‘Op de keper beschouwd’. Het voorwoord van Bomans luidde: ‘De hier volgende beschouwingen, grotendeels afzonderlijk gepubliceerd in de Volkskrant, hebben mij weer eens de prikkelbaarheid doen kennen, waarin een verrassend groot gedeelte der Nederlandse bevolking blijkbaar vertoeft.’

De klap op de vuurpijl volgde in 1966. In het roerige Amsterdam van die tijd kreeg Bomans een pamflet in handen van de zeer linkse ‘Rode Jeugd’ waarin werd opgeroepen Amerikaanse instellingen zoals banken en het consulaat in brand te steken of op te blazen. Dat gebeurde niet, wel sloegen linkse bouwvakkers even later de boel bij het rechtse dagblad ‘De Telegraaf’ kort en klein. In ‘De raddraaiers’ dat op 18 juni 1966 in ‘de Volkskrant’ werd afgedrukt, keerde Bomans zich tegen de schrijvers van dat pamflet. De bouwvakkers achtte hij niet de hoofdschuldigen, wel de schrijvers van anonieme pamfletten die tot geweld hadden opgeroepen. Vrijheid van meningsuiting bleek alleen voor links te gelden want dat had Bomans nóóit mogen zeggen. Hij ontving 30 lelijke brieven waaronder doodsbedreigingen. Bomans, zijn vrouw en dochter Eva kregen politiebescherming en doken onder.

Ondertussen heerste er een revolutionaire sfeer op de redactielokalen van ‘de Volkskrant’ waar steeds meer linkse jonge journalisten werden aangenomen. Bomans paste daar niet meer en werd er in 1968 uitgewerkt.

Omdat Bomans geheel geen last had van de verzuiling, stapte hij van de katholieke ‘Volkskrant’ over naar de protestanten van de NCRV, om zijn journalistieke werk bij een ander medium te kunnen voortzetten. Dat resulteerde al in 1968 in bezoeken aan Canada, Mexico, Bangkok en Hawaï. In 1969 werden Australië, de Verenigde Staten, Hongkong en Israël aangedaan. Het beeldmateriaal werd uitgezonden in de tv-serie ‘Met Bomans de wereld rond’. In 1970 werd ‘Van dichtbij gezien’ uitgezonden, waarbij het geloof en de kerk centraal stonden. Daarvoor reisde hij ondermeer naar Rome en Jeruzalem. En daaruit kwam dan weer een boek voort. Televisiecriticus Nico Scheepmaker noemde dit ‘schrijven op het scherm (..) een zeer futuristische manier van boekenschrijven,’ waardoor Bomans ‘de modernste auteur van Nederland (was).’

Vanaf 1968 werkten Bomans en Wouter van Dieren (1941) veel samen. Hij is sociaal psycholoog, journalist en milieudeskundige. Hij werkte in die tijd als producent bij de NCRV. Ze maakten tientallen tv-uitzendingen waaronder het destijds befaamde ‘Gesprekken met bekende Nederlanders’. Van Dieren voerde de redactie, Bomans het gesprek, vaak met denkers uit de voorhoede van de samenleving, onder wie theoloog Harry Kuitert.

Van Dieren zag Bomans als een reus temidden van dwergen en als ‘een waar charismatisch figuur’ die regelmatig storm veroorzaakte. Zijn grote aantrekkingskracht kwam voort uit de eenvoudige conclusies die hij tijdens uiteenzettingen trok, waardoor het besproken onderwerp voor een breed publiek doorzichtig werd. Van Dieren schreef verder: ‘Het effect van deze vereenvoudiging was een opluchting bij de toehoorders, die in de niet aflatende woordenstroom van de dagelijkse nieuwsvoorziening plotseling een reddingsvlot van overzichtelijkheid zagen om zich aan vast te klampen. Een simplificatie, die overigens vaak geheel ten onrechte als zodanig werd gezien, (was vaak) een meedogenloze verheldering. Dat was een fenomeen dat mij als getuige lang zal bijblijven.’

Al deze wapenfeiten zijn in ons land nauwelijks bekend. Bomans wordt een stilist en humorist genoemd. Maar hij was vooral journalist, wel een uiterst literaire. Verder worden zijn vakbekwaamheid en veelzijdigheid niet genoemd, zijn eruditie niet, ook zijn strijdbaarheid niet. Een reden daarvoor is de volgende. Er is een biografisch boek over de jonge Bomans verschenen, ‘Godfried’, uit 1982, dat van 1913 tot in 1945 loopt. Hoe ongebruikelijk ook, het tweede deel over de oudere Bomans is nooit verschenen. De reden is me niet bekend. Michel van der Plas (1927) sloot het eerste deel af met: ‘Er is een vrijmoedige verslaggever herboren’, doelend op Bomans’ eerste bijdrage aan ‘de Volkskrant’. Dat was de spijker op zijn kop. Bomans stond in 1945 aan het begin van een strijdbare bloeiperiode. Voor de aangestelde biograaf Gé Vaartjes ligt hier een schone taak.

*

Bomans werkte sinds 1945 niet alleen bij ‘de Volkskrant’ maar ook nog eens bij ‘Elseviers Weekblad’, destijds een liberaal blad. Op 27 oktober 1945 kwam het eerste nummer uit. Henk Lunshof, Piet Bakker, Anton van Duinkerken en Bomans waren de mannen van het eerste uur. De redactie vormde een bont gezelschap waarover hij schreef: ‘Ik dacht, ik ben terecht gekomen in een gekkenhuis van heel hoog niveau met uiterst begaafde patiënten.’ Dit zonderlinge samenraapsel wist wel binnen vier jaar 120.000 abonnees binnen te halen.

Ook daar ging Bomans in de aanval. In 1947 betoogde hij vaak en met kracht dat het middelbaar onderwijs niet deugde. Leerlingen moesten veel te hard werken terwijl ze nauwelijks met nuttige zaken bezig waren. Hij liet de vensters op het Binnenhof rinkelen en de brievenbus bij ‘Elsevier’ volstromen met steunbrieven. Het hele land stond op zijn kop maar Bomans dacht niet dat de politiek er iets mee zou gaan doen. Hij schreef: ‘Men zal een sub-commissie vormen. En dan zal blijken, dat de invloed van den heer Bomans op het Binnenhof uitermate gering, zo niet totaal nul is.’

In ‘Elseviers Weekblad’ had Bomans de ruimte voor grote beschouwingen over buitenlandse literatuur (Dickens, Goethe, Andersen), historische gebeurtenissen, politiek, cultuur en geloof. Zijn verblijf in Rome (1953-1954) leverde een stroom artikelen op net als zijn reizen over de aarde, van Vlaanderen tot aan Japan. Maar ook in dat weekblad kwamen Kerstmis en voetbal aan de orde. Bomans had zelf gevoetbald en vond kijken naar voetbal op de tv het heerlijkste wat er was. Hij had er kijk op. Vandaar dat hij de jonge Johan Cruijff er uit pikte voor een interview.

*

Bomans was een veellezer, met name van buitenlandse boeken. Hij las zelfs sprookjes, en hij schreef ze zèlf, waaronder zeer verdienstelijke als ‘Anita’ en ‘De rijke bramenplukker’. Hoewel hij de enige Nederlandse sprookjesschrijver van formaat genoemd kan worden schijnt dit door de beoefenaren van de officiële literatuur niet opgemerkt te zijn geworden.

Hij hield ook van sprookjesfiguren. Neem Sinterklaas. Hij schreef er talloze stukken over wat een gevolg zal zijn geweest van het veelvuldig lezen van heiligenlevens en van de bittere angst uit zijn jeugd voor de man met de witte baard. Hij trad ook in diens voetsporen. Hij was een waardig Goedheiligman èn hij trok de boel onderuit. De Sint behoorde te schrijden of stapvoets te paard te gaan. Bomans vloog als Sinterklaas in de jaren zestig op een step door de vertrekhal van Schiphol. En hij wist in die functie verwarring te zaaien. Op 6 december 2008 herinnerde Marjolijn Februari in ‘de Volkskrant’ de lezers er aan dat Bomans als Sinterklaas de schoolkinderen de volgende dag vrijaf had gegeven. De kinderen waren dolblij, de schoolbesturen en ouders zaten met de handen in het haar. Februari schreef: ‘Bomans was nu eenmaal een anarchist.’

In ‘Buitelingen’ uit 1948 schreef Bomans dit aforisme: ‘Voor velen is het Godsbegrip niets anders dan een verlenging van het oude Sinterklaas-geloof.’ Daar moest hij niets van hebben. Het ontheiligen van Sinterklaas en de katholieke kerk gingen bij hem hand in hand. Er zijn beelden van hem in een kerk die gesloopt werd. Heiligenbeelden werden omlaag gehaald, dit werd gesloopt en dat. Hij vond het prachtig. Hij achtte de collectieve geloofsbeleving met allerlei rituelen uit de tijd. De kerk onttrok daarmee de woorden van Jezus, die hij hoog achtte, aan het zicht. Zo was hij ook tegen vernieuwingen in de katholieke kerk zoals beatmissen. Velen hielden hem op deze grond voor een oerconservatieve katholiek die niets wilde veranderen en zelfs terug wilde naar die goede oude tijd. Maar Bomans zag er niets in en het stopte de leegloop van de kerk toch niet. Bomans hechtte wel waarde aan het geloof als individuele ervaring. Een en ander heeft hij opgeschreven in een zeer gedegen boek over kerk en geloof met de titel ‘In de kou’ (1969), dat gebaseerd was op langdurige gesprekken met Michel van der Plas.

*

In 1971 werkte Bomans zich een ongeluk. Vooral zijn interviews voor de Belgische televisie met een groot aantal Vlamingen, meestal belangrijke personen, hakten er in, temeer daar Angèle Manteau, zijn nieuwe literair directeur van uitgeverij ‘Elsevier’, hem achter de vodden zat om er een boek van te maken. Dat kwam er, ‘Een Hollander ontdekt Vlaanderen’, tegen de 300 bladzijden dik. De presentatie was op 22 december 1971 vastgesteld.

Bomans kampeerde dat jaar ook een week op Rottumerplaat, een verlaten eiland in de Waddenzee. Het weer was verschrikkelijk slecht en hij werd spoedig ziek, doodziek. Zodra hij weer aan wal was, op zaterdag 17 juli, pakte hij de draad op en was ’s avonds alweer in een praatprogramma op tv te zien. En dan was er tegen het eind van het jaar dat interview met Johan Cruijff dat bestemd was voor het Kerstnummer van ‘Elsevier’. Michel van der Plas, destijds redacteur, ging zich op 12 december zorgen maken. Bomans had het interview die dag niet ingeleverd. Hij bleek met 40 graden koorts in bed te liggen. De deadline kwam in zicht. Op 16 december ging Van der Plas bij Bomans langs. Hij lag in bed en perste zijn laatste schrijverswoorden uit zijn zieke lijf. Een meegebrachte secretaresse noteerde in steno.

Wouter van Dieren ging op 21 december langs voor een komende tv-uitzending. Bomans was op en zag er vreselijk uit. Ze werkten een paar uur. Die avond ging hij toch bij zijn club een partijtje schaken. Het lukte niet erg, kreeg het benauwd en ging naar huis. Even na middernacht was Bomans dood.

De presentatie van het nieuwe boek zal niet zijn doorgegaan. Het Kerstnummer van ‘Elsevier’ bevatte wel een mooi en fors interview met Cruijff. De deadline was gehaald. Het blad verscheen, toen Bomans al was begraven.

*

Na het overlijden van Bomans kwam een boek uit ter nagedachtenis met de titel ‘Herinneringen aan Godfried Bomans’, onder redactie van Michel van der Plas. Daarin stonden bijdragen van tegen de 40 personen. Het boek werd zeer goed verkocht. Wouter van Dieren, de man met werkelijk kijk op Bomans, ontbrak, beter gezegd, werd er om een formele reden buiten gehouden.

Nico Scheepmaker schreef over ‘Herinneringen’ een recensie voor de ’Leeuwarder Courant’ van 20 mei 1972 en stelde: ‘er (is) in feite niet meer dan één (bijdrage) waarin een werkelijke poging is ondernomen om greep op het fenomeen Bomans te krijgen.’ Een vernietigend oordeel waarin ik me aardig kan vinden. De Fluwelen Duivel, zoals Bomans in lovende zin werd genoemd, bleek aan vrijwel ieders greep te zijn ontsnapt.

Scheepmaker vroeg zich ook af of Bomans een erflater was. Het was toen te vroeg om dat te kunnen beantwoorden. Daarop kan nu, 40 jaar na zijn overlijden, ‘ja’ gezegd worden. In de afgelopen 5 jaar speelde Bomans in de media – meestens kwaliteitskranten – minimaal 700 keer een kleine dan wel grote(re) rol, blijkens de nieuwsrubriek op de site van het Godfried Bomans Genootschap. •

Naschrift

Voor dit artikel is gebruik gemaakt van deelstudies die de afgelopen jaren zijn verschenen, met name Bomans en de Volkskrant, Bomans en Elsevier, Bomans en Sinterklaas, Bomans en Vlaanderen, Bomans en Wouter van Dieren en Herinneringen aan Godfried Bomans – Supplement. Deze artikelen zijn ruim voorzien van noten die naar externe bronnen verwijzen. Ze zijn te vinden in de rubriek 1000-poot op de site van het Godfried Bomans Genootschap.

Toevoeging per 15 december 2012:

De oorspronkelijke tekst is hier op een enkel woord na overgenomen. Wel zijn de illustraties gewijzigd. De verantwoording is als volgt:

  • Scan van omslag van ‘Erik of het klein insectenboek’ uit 1946, de elfde druk. Alle voorgaande uitgaven hadden hetzelfde omslag dat ontworpen was door Karel Thole.
  • Scan van voorkant van ‘Pa Pinkelman in de politiek’ uit 1962, vierde druk. Het ontwerp is van Carol Voges.
  • Scan van portrettekening van Walter Verschaeren uit ‘Godfried’ van maart 1999.
  • Scan van Bomans als Sinterklaas tijdens een kinderpostzegelactie te Enkhuizen in 1961 uit ‘Herinneringen aan Godfried Bomans’ (1972). Redactie: Michel van der Plas.
  • Scan van Bomans uit ‘Bomans was de naam’ van Tony van Verre uit 1978.

Bijlage:

Nieuwsbericht van 22 december 2012

Uitgever Cor Sellenrode verzocht me vorig jaar een artikel over Bomans te gaan schrijven wat aan een aantal voorwaarden moest voldoen. Ik was blij met dat verzoek want op die manier ontstond ‘Bomans als fenomeen’, een kleine biografie over het actieve leven van Bomans na 1945, iets wat nog niet bestond. Het artikel verscheen in december 2011 in het kwartaalblad ‘Vertel eens…’ en is in september 2012 herdrukt in ‘Godfried’, het halfjaarlijkse blad van het Godfried Bomans Genootschap. Nu is het op deze site verschenen, precies op de 41ste sterfdag van Bomans.